Meer over leer

Als lederen bekleding bij een restauratie vervangen moet worden, is het van groot belang om te weten welke soort huid gebruikt is: doorgekleurd leer of leer dat aan een kant gekleurd is.

Na het looien van het leer (koeienhuid) is de huid licht beige van kleur. Daarna wordt de huid geverfd in de gewenste kleur. Tot in de jaren vijftig kleurt men het leer maar aan een kant. Hierdoor zie je bij de auto’s die tot die tijd werden geproduceerd, op slijtplekken de lichte kleur van de oorspronkelijke huid naar boven komen. Tegenwoordig worden alle huiden door en door gekleurd.

Van belang is ook om de juiste huid te gebruiken. De huiden zijn dik en aanvankelijk worden ze afgeschraapt op speciale machines. Naderhand zijn er technieken ontwikkeld om meerdere lagen uit een huid te snijden. Deze stukken zijn natuurlijk glad, maar om ze toch de nerfstructuur van het bovenleer te geven wordt het leer met een wals bewerkt.

Voor kwalitatieve lederen bekleding wordt voor een automobiel het sterke bovenleer gebruikt. Een gemiddelde koeienhuid is vijf tot zes m2 groot, maar er is doorgaans een aanzienlijk snij verlies. Een koe heeft nou eenmaal een werkzaam leven in de natuur gekend en de bovenhuid draagt daarvan de sporen.

Opmerkelijk origineel

Hoewel het niet-doorgekleurde leer in de zestiger jaren geheel verdwenen was, bleek dit opeens in de Citroen SM uit de begin jaren zeventig toch weer door de fabriek te zijn gebruikt. Citroen heeft echter in die jaren de Maserati fabriek in Italië overgenomen en het verhaal gaat dat daar nog een stapeltje niet-doorgekleurd leer in de schappen lag. Bij Bart Holland kunnen we gelooide huiden zelf op kleur brengen. Hierdoor hebben wij voor de totale restauratie van diverse Citroen SM’s in de bekledingsafdeling het niet- doorgekleurde leer van topkwaliteit kunnen gebruiken.